Bron: NRC
Marc van Gessel uit Soest, 25 jaar verslaafd geweest aan alcohol, nu vier jaar nuchter.
Om de kringen onder zijn ogen te maskeren, gebruikte Marc van Gessel (47) antiwallendruppels. Donker pigment rond de neus poetste hij weg met concealer. „Dat is nooit iemand opgevallen. Als je heel dicht bij iemand gaat staan, kun je dat misschien wel zien.” Verslaafden hebben zó veel trucs. Tanden poetsen, aftershave in overvloed, altijd kauwgom op zak. Zo hield Van Gessel zijn alcoholverslaving 25 jaar verborgen voor vrienden en collega’s. Bovendien is drinken sociaal geaccepteerd, veel vrienden doen regelmatig mee, dus die denken: wie ben ik om er wat van te zeggen?
Wat hij heel herkenbaar voor een verslaafde vindt: de omgeving scannen. „Als je met iemand in gesprek bent die continu snelle oogbewegingen maakt, kan dat een teken aan de wand zijn. Verslaafden willen vaak overzicht hebben, over wie er zijn en wat er gebeurt. Ze kijken ook veel achterom, want hebben altijd het gevoel dat ze in de gaten worden gehouden.”
Naarmate iemands gebruik toeneemt, zegt hij, worden de signalen zichtbaarder. Verslapen, te laat op werk komen, afwezig lijken. Het weekend begint steeds eerder: aan de vrijdagmiddagborrel doet een alcoholist al fanatiek mee, maar op een gegeven moment begint het stevig drinken al op donderdagmiddag of -avond op de sportclub. Vrijdag en maandag zijn voor mensen met een drankprobleem populaire dagen om zich ziek te melden, zegt hij.
Als je als collega daar een patroon in ziet, kan dat een signaal zijn. Trillende handen, ook een teken: „Overdag nam ik bij klanten geen koffie meer aan, kop en schotel rammelden als een gek.” Bitterballen op een verjaardag nam hij ook niet meer: tijdens het hoogtepunt van zijn verslaving konden zijn darmen geen eten meer verwerken.
Hij herkent het zo typerende defensieve gedrag. Op een gegeven moment kwamen er meldingen binnen bij zijn leidinggevende. Dat hij laat begon en vroeg stopte met werken, dat hij de kantjes ervanaf liep. „Ik voelde me aangevallen en zei: ‘Zoek het uit, ik begin mijn eigen bedrijf’.”
Als je een verslaafde in je omgeving wilt helpen, vertel ’m dan vooral niet dat hij een probleem heeft, zegt Van Gessel. „Dat weet diegene zelf vast ook wel. Het is het laatste dat hij wil horen, want dan komt zijn gebruik per direct in het gedrang.”
Probeer te luisteren naar hoe iemand zich voelt, zegt hij. Het gaat uiteindelijk niet om de drank, maar om het verhaal achter de verslaving. Probeer een positief beeld te schetsen voor diegene als hij zou minderen: „Zou het niet lekker zijn om fris op te staan? Om vrolijk naar een pretpark te gaan met je kind in plaats van bezig zijn met wanneer je weer naar de supermarkt kan?”
Toen het echt niet goed met hem ging, ging Van Gessel zich isoleren. Hij meldde zich af voor verjaardagen, borrels, verenigingen. Als vriend of familie kun je dat merken. „Ik nodigde alleen mensen uit die veel dronken.”
Er is nooit iemand naar hem toe gekomen die zei: zo gaat het niet langer. Had ook geen zin, denkt hij. Pas toen hij zelf zijn zus om hulp vroeg, was hij eraan toe om af te kicken. Samen belden ze de kliniek en zij ging mee naar de intake. Dat mensen van je blijven houden in die periode en daarna, geeft ongelofelijk veel steun, zegt hij. „Als je dat als naaste, na alles wat er is gebeurd, kunt opbrengen, is dat heel waardevol.”